Dit moet je weten over het nieuwe pensioen

Gepubliceerd op 15 juni 2020 om 12:25

Als alle achterbannen van bonden en werkgevers deze week instemmen, is de grootste verbouwing van het Nederlandse pensioenstelsel sinds de Tweede Wereldoorlog weer een stapje verder. In 2026 moet het klaar zijn. Wat weten we nu?

Niet (of minder) korten

Een ding is vast helemaal duidelijk: pensioenfondsen die eind dit jaar een dekkingsgraad hoger dan 90% hebben, hoeven volgend jaar de pensioenen niet te verlagen. Het is een van de weinige maatregelen die ook het persbericht van het ministerie van Sociale Zaken haalde. De kans op verlagingen volgend jaar is nu een stuk minder groot, want die grens lag op 100%. Door de coronacrisis doken dit jaar heel wat fondsen ver onder de 90%. Het grootste pensioenfonds van Nederland, ambtenarenpensioenfonds ABP, stond eind april op 83,2%.

 

Maar afspraken over kortingen en indexaties in de jaren daarna, tussen 2022 en 2026, komen later. 'Bij indiening van het wetsvoorstel zal in gesprek met relevante partijen een ingroeipad naar het nieuwe stelsel worden vastgelegd', valt te lezen. De vakbonden willen dat fondsen na 2022 al op het nieuwe pensioenstelsel vooruit mogen lopen. Maar volgens FNV-pensioenonderhandelaar Tuur Elzinga is het niet onlogisch om daar pas volgend jaar verder over te praten. 'Als we weten wat dan de economische omstandigheden zijn'.

Einde rekenrente en dekkingsgraden

Alle werknemers krijgen in het nieuwe pensioenstelsel een zogeheten premieregeling. De ingelegde premie en het beleggingsrendement daarop bepalen wat voor pensioen een werknemer mag verwachten. Doordat er geen pensioenuitkering meer wordt beloofd, 'aanspraken' in jargon, hoeft een fonds niet meer voortdurend in de gaten te houden of zij genoeg in kas heeft om aan al die beloftes te voldoen. Dat betekent een einde aan de rekenrente - nodig om beloftes te waarderen - en van de dekkingsgraden. Maar ook dat pensioenen, meer dan nu, mee bewegen met de economie en de beurs. Omhoog én omlaag.

Er komen twee soorten pensioenregelingen. In de eerste plaats 'Het Nieuwe Contract' waar zoveel over te doen is geweest. Dit heeft de voorkeur van de vakbonden, omdat het solidairder zou zijn en 'pech en geluksgeneraties' voorkomt. Daar blijft de pensioenpot 'één collectief', maar krijgen deelnemers wel allemaal hun eigen aandeel daarin. Anders dan nu, zou er niet meer ongemerkt vermogen van de een naar de ander kunnen gaan.

De tweede optie is de wet verbeterde premieregeling, waar alle deelnemers een eigen pensioenpot hebben. Allebei werken met een projectierendement: premie en uitkering worden bepaald op basis van verwachte rendementen. In 2026 moet iedereen zijn keus hebben gemaakt en klaar zijn met de invoering.

Solidariteitsreserve

Pensioenfondsen die kiezen voor Het Nieuwe Contract moeten ook een solidariteitsreserve aanhouden. 'In slechte jaren kunnen tegenvallers verder worden gedempt' door pensioenen uit deze reserve aan te vullen. Dat gebeurt 'volgens duidelijke en evenwichtige spelregels.' In de A4'tjes zijn hier geen harde afspraken over te vinden. Ook niet over volgens welke regels fondsen de reserve mogen inzetten.

Over dit punt was veel discussie bij de onderhandelingen de afgelopen weken, aldus ingewijden. Voor FNV is een stevige reserve belangrijk om de solidariteit te benadrukken. Maar De Nederlandsche Bank (DNB) zou niet willen dat via de reserve toch weer grote bedragen van jong naar oud of vice versa gaan.

Aan de start is deze reserve nog leeg. De fondsen vullen de pot met 10% van de premie die jaarlijks binnenkomt en eventueel een stukje rendement. Volgens FNV kan de pot groeien tot 15% van het fondsvermogen. Naar verluidt is dat plafond er gekomen op aandringen van DNB.

'Stabiele' pensioenpremie

De pensioenpremie wordt 'stabieler en beter voorspelbaar' schrijven de onderhandelaars. Dat was een grote wens van werkgevers: die willen weten waar zij aan toe zijn en hebben genoeg van de al maar stijgende premie. Alle deelnemers krijgen een vlakke premie: onafhankelijk van leeftijd betaalt iedereen hetzelfde premiepercentage. Daar zit wel een plafond aan, de stukken melden niet hoe hoog. FNV noemt 33%. Dat zal zeker gevolgen hebben voor werknemers en bedrijven waar de premie nu hoger is, zoals bij Unilever of ABN Amro.

De doorsneesystematiek verdwijnt. Jongeren gaan voor hun premie meer pensioen krijgen, ouderen minder. De huidige 35-plussers lopen daardoor naar schatting €60 mrd aan pensioenvermogen mis. De onderhandelaars denken dat de meeste pensioenfondsen dit kunnen oplossen zonder dat er geld bij moet, doordat de voordelen die Het Nieuwe Contract oplevert. Als dat niet zo is, dan komt er een 'adequate compensatie'. Bij de huidige premieregelingen werkt dat niet, daarvoor komt een uitzondering.

Niemand blijft achter, tenzij ...

Een belangrijke vraag was of het kabinet pensioenfondsen wilde verplichten om ook alle al opgebouwde pensioenen om te zetten naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit 'invaren' heeft volgens de stukken 'belangrijke voordelen voor de uitvoering, de uitlegbaarheid en de mogelijkheid om mee- en tegenvallers te delen'.

De grote bedrijfstakpensioenfondsen hadden nog een andere reden: zij zijn bang dat deelnemers rechtszaken gaan beginnen tegen het aantasten van hun oude rechten en hoopten op een verplichting door de overheid om hen daartegen te beschermen.

Dat is het niet helemaal geworden. De tekst spreekt van een 'standaardpad' waarin oude rechten 'in beginsel' worden omgezet. Maar ... fondsen kunnen 'gemotiveerd afwijken'. FNV-onderhandelaar Tuur Elzing noemde vrijdagavond het voorbeeld van een fonds waar nog een bijstortingsverplichting is, Shell en Ahold bijvoorbeeld betalen bij als er tekorten zijn in het fonds.

 

(bron FD.nl)